Bij huur kan sprake zijn van dwingend recht en regelend recht. Dwingend recht zijn bepalingen waarvan niet mag worden afgeweken. Bij regelend recht betreft het bepalingen waarbij afwijking tussen contractpartijen is toegestaan. Komen contractpartijen niets overeen, dan geldt de wettelijke regeling.
Vanwege het beschermingskarakter zijn de regels met betrekking tot de huur van woonruimte van dwingend recht, er kan niet van worden afgeweken. Het huurrecht met betrekking tot middenstandsbedrijfsruimte (horeca en winkelruimte) is van semidwingend recht en beoogt de huurder te beschermen. Dat wil zeggen dat contractuele bedingen in een huurovereenkomst waarin ten nadele van de huurder wordt afgeweken van de wet, in beginsel door de huurder kunnen worden vernietigd. Alle bepalingen van het nieuwe huurrecht voor bedrijfsruimte zijn van ‘aanvullend recht’. Dat houdt in dat verhuurder en/of huurder wetsbepalingen mogen weg contracteren.